Je hebt in de geschiedenis momenten van onvermijdelijke veranderingen. Veranderingen die niet kunnen uitblijven, omdat ‘het systeem’ volledig is vastgelopen. Zo is het moment bijna daar dat we afscheid nemen van een samenleving die draait op fossiele brandstoffen. De verandering zit hem niet in het nog efficiënter maken van het bestaande, maar in de radicale vernieuwing. Het gaat niet om de doorontwikkeling van de hybride auto, maar om de ontdekking van nieuwe energiebronnen of van de ontwikkeling van een volstrekt ander vervoerssysteem. Deze veranderingen komen van knappe koppen, van originele, onafhankelijke en ondernemende geesten. In de wereld van technologische vernieuwingen worden dit niches genoemd. In niches wordt, buiten het bestaande systeem, flink geëxperimenteerd en geblunderd, totdat één van de vernieuwingen doorbreekt en de wereld op zijn kop zet.
Ook in de sociale zekerheid lijkt het moment van de radicale verandering zich aan te dienen. Al jaren heeft Nederland een zeer grote groep mensen zonder werk. Wel of geen crisis, er zijn altijd wel zo’n 500 duizend tot 1 miljoen mensen in het land die een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen. In de afgelopen jaren zijn miljarden geïnvesteerd om hun deelname aan betaald werk te vergroten. Maar al die investeringen hebben nauwelijks geleid tot betere arbeidsmarktkansen of tot (meer) werk. Het systeem is volgens rechts en links volledig vastgelopen. Het produceert luilakken en ‘labbekakken’ - volgens werkgeversvoorzitter Hans de Boer - en is – aldus publicist Rutger Bregman - verworden tot een geldverslindende ‘werklozenindustrie’ van sociale diensten, re-integratiebedrijven en uitzendbureaus.
Doorgaan op de oude weg is geen optie
De wethouders van Utrecht, Tilburg en diverse andere gemeenten presenteerden de afgelopen weken de contouren van hun plannen met een basisinkomen. Zij lijken een radicale vernieuwing van het systeem van uitkeringen en re-integratie voor te staan en willen experimenteren met een basisinkomen; met gratis geld voor uitkeringsgerechtigden. Het is niet zo gek dat gemeentelijke bestuurders met een radicaal alternatief op de proppen komen. Vanaf 1 januari zijn zij verantwoordelijk voor bijna alle mensen in hun gemeenten die langdurig een uitkering hebben. Als zij er niet in goed slagen hun werklozen aan een baan te helpen, draaien ze hier financieel voor op. Doorgaan op de oude weg is geen optie. Dat gaat geld en stemmen kosten.
Zoals dat gaat met vernieuwingen, oogsten de plannen veel kritiek. Critici hebben het vooral over de onbetaalbaarheid en het (verder) uitlokken van luiheid. En de hardwerkende burger draait voor rekening op. Geen woord over de aanleiding van de plannen en het hogere doel om af te rekenen met de huidige praktijk. Bij dezen: alle lof voor uw analyse en initiatief!
Dat gezegd hebbende, voeg ik me toch in het koor der criticasters. Maar met een ander argument. Gemeenten die het verst zijn met hun plannen, proberen het aan de man te brengen door het in de vorm van een wetenschappelijk experiment te gieten. Dat is onlogisch en riskant.
Het is onlogisch, omdat een wetenschappelijk experiment niet tot doel heeft om creativiteit en vernieuwing te stimuleren, maar om het resultaat ervan te bewijzen. Het is riskant, omdat een innovatie die nog niet is uitontwikkeld en nog geen plaats heeft verworven in de samenleving, vanuit de oude referentiekaders zal worden beoordeeld. Het loopt daardoor het risico om vroegtijdig op het ‘innovatiekerkhof’ te belanden.
Dat dreigt ook met het basisinkomen te gebeuren, gelet op de argumentatie van de Utrechtse wethouder: ‘Met de uitkomsten [van het experiment] weten we straks veel meer over de effectiviteit van re-integratie, tevredenheid, uitstroom [uit de uitkering] en de kosten die hierbij komen kijken. Als blijkt dat minder regels hier een positief effect op heeft gaan we kijken hoe we de regels kunnen vereenvoudigen.’
De wethouder wil de resultaten van het experimentele basisinkomen toetsen aan de traditionele criteria. Hiervan is na vele jaren onderzoek gebleken dat ze nauwelijks te meten zijn en vooral bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de ‘werklozenindustrie ‘van Bregman.
Hoe dan wel?
Hoewel de keuze van de wethouders voor een wetenschappelijk experiment politiek en maatschappelijk te begrijpen is, dreigen ze hiermee hun eigen ambitie om zeep te helpen. En dat hoeft niet. Er zijn genoeg wetenschappelijke methoden om een vernieuwingsinitiatief te beoordelen, ervan te leren, op te schalen of af te schieten. In een dergelijk project is het zaak om ruimte te geven aan niches, aan niet-traditionele partijen, werkwijzen en criteria. Dan kunnen gemeenten als volgt doen:
1. Daag lokale werkgevers, maatschappelijke organisaties en groepen, in het bijzonder die van uitkeringsgerechtigden, uit om invulling te geven aan het basisinkomen;
2. Betrek individuele creatieve ambtenaren, maar ook criticasters als Hans de Boer, Willem Vermeend en Rick van der Ploeg bij de zoektocht naar vernieuwing;
3. Wees open en nieuwsgierig; geef veel ruimte aan initiatieven en ondersteun deze waar nodig;
4. Formuleer gezamenlijk de criteria voor succes, waarbij vanzelfsprekend ook bestuurlijke criteria als betaalbaarheid en rechtmatigheid kunnen worden meegenomen;
5. Gebruik onderzoek om de ervaringen op te tekenen, te analyseren en te leren, niet (vooral) om af te rekenen;
6. Onderzoek gezamenlijk of en wanneer het moment van opschaling is aangebroken.
Als gemeenten deze weg kiezen, dan kan het experimenteren met het basisinkomen wel eens een historisch kantelmoment worden in de geschiedenis van de Nederlandse sociale zekerheid. Daar roep ik alle wethouders in Nederland toe op. Go wethouders, go!
Hans Bosselaar is onderzoeker en managing director van het Talma Instituut voor onderzoek naar werk, zorg en welzijn van de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Afbeelding: TaxRebate.org.uk (Flickr creative commons)