Buurtvoorzieningen in aandachtswijken staan onder grote druk

In aandachtswijken van grote steden groeien basisvoorzieningen niet mee met de veranderende vraag. Amsterdamse onderzoekers bepleiten om de inkomenssamenstelling van wijken sterker mee te wegen bij de verdeling van voorzieningen.

Het Parool berichtte recent over overlast en fysieke intimidatie door jongeren in bibliotheken in Amsterdam Nieuw-West (Duin & Hielkema, 2024). Andere media, zoals de NOS, rapporteerden vervolgens dat ook in steden zoals Utrecht, Arnhem, Dordrecht en Helmond deze problematiek speelt. Steeds vaker moeten bibliotheken beveiligers inhuren.

Steeds diversere groep gebruikers

Het past in een bredere ontwikkeling die wij zien in ons onderzoek naar verschraling van maatschappelijke basisvoorzieningen in steden. Laagdrempelige en gratis buurtvoorzieningen zoals bibliotheken, buurthuizen en sportvelden zijn steeds belangrijkere verblijfsplekken geworden voor uiteenlopende bewoners in aandachtswijken. Niet alleen jongeren en ouderen, maar ook nieuwkomers, arbeidsmigranten, mensen met een lvb en mensen met psychische problemen komen steeds vaker naar deze plaatsen in de sociale basis van deze wijken.

‘Er zijn veel mensen met een gebruiksaanwijzing en dat bijt elkaar wel eens’

Dat gaat vaak goed. Het zijn plaatsen waar mensen die relatief weinig vertrouwen hebben in maatschappelijke instituties zich welkom voelen en waar ze bijvoorbeeld informatie vinden om hun situatie te verbeteren. Soms leidt het echter ook tot spanningen. Zoals een professional in een Huis van de Wijk constateerde in eerder onderzoek van ons: ‘Er zijn veel mensen met een gebruiksaanwijzing en dat bijt elkaar wel eens’ (Welschen et al., 2020).

Aanbod blijft achter bij vraag

Wat knelt is dat deze voorzieningen nauwelijks zijn meegegroeid met de toenemende vraag in aandachtswijken. Utrecht is de enige G4-gemeente die voor wijken met veel lage inkomens standaard een hogere referentienorm1 hanteert voor bijvoorbeeld buurthuizen.

Ambtenaren constateren de facto achterblijvende investeringen en gebrekkig onderhoud van voorzieningen

Natuurlijk investeert ook Amsterdam op momenten in de voorzieningen van deze buurten, denk aan het recente besluit om na een succesvolle bewonerslobby de nieuwe grote bibliotheek in Zuidoost te vestigen. Via de Nationale Programma’s Leefbaarheid en Veiligheid zullen mogelijk nog meer investeringen volgen. Tegelijkertijd gebruikt Amsterdam referentienormen alleen bij de uitbreiding van de stad. Ambtenaren constateren voor andere wijken de facto achterblijvende investeringen en gebrekkig onderhoud van voorzieningen.2

Juist deze scheefgroei is een opvallend resultaat van verschillende deelonderzoeken die wij voor het Kenniscentrum Ongelijkheid hebben verricht naar verschraling van basis- en buurtvoorzieningen in de metropoolregio Amsterdam. Het laagdrempelige voorzieningenniveau in aandachtswijken in deze regio is tussen 2008 en 2021 nauwelijks meegegroeid met de toegenomen en veranderende vraag. In de regio zijn bijvoorbeeld bibliotheken in die periode op wat grotere fysieke afstand gekomen. In veel aandachtswijken zien we een soortgelijk patroon, zoals in Slotervaart en Betondorp.

Veranderingen in de dichtheid (door stedelijke vernieuwing) en in de bevolkingssamenstelling (meer arme en bijzondere doelgroepen) hebben ogenschijnlijk niet geleid tot extra voorzieningen.

Deels onder de radar

Hoe kan het dat deze ‘relatieve verschraling’ van het voorzieningenniveau in aandachtswijken nog nauwelijks is doorgedrongen tot lokale beleidsmakers? Allereerst kijken zij vooral naar het aanbod en niet zozeer naar de aard van de vraag. Vanuit die optiek is er recent (en terecht) veel aandacht voor de toegenomen afstand en ‘absolute verschraling’ van voorzieningen op het platteland en voor het achterblijven van voorzieningen op nieuwbouwlocaties zoals IJburg, maar niet voor relatieve verschraling in aandachtswijken.

In aandachtswijken met lagere inkomens is de afstand tot voorzieningen gemiddeld meer toegenomen

Ten tweede lijken aandachtswijken er absoluut gezien goed voor te staan, maar zien we in onze data wel enige achteruitgang. Op de meeste plekken in Nederland is tussen 2008 en 2021 de afstand tot basisvoorzieningen, zoals scholen en bibliotheken, toegenomen. Dit als gevolg van centralisatie, efficiency, opschaling, samenvoeging in multifunctionele gebouwen en sluiting. In aandachtswijken met lagere inkomens is de afstand tot voorzieningen gemiddeld meer toegenomen. Desondanks blijkt dat van alle Nederlandse buurten, juist stedelijke buurten met lage inkomens en veel corporatiebezit over het algemeen nog het dichtst bij maatschappelijke voorzieningen liggen.

Juist door het toegenomen gebruik door mensen met een ‘gebruiksaanwijzing’ ervaart men drempels

Ten derde leidt de relatieve verschraling volgens onze cijfers nog niet tot grote onvrede onder bewoners. Bewoners van aandachtswijken geven behoorlijk hoge waarderingscijfers en geven aan veel belang te hechten aan een buurthuis, jeugdhonk of sportvoorzieningen als plekken voor ontmoeting en ontplooiing voor ‘andere doelgroepen’ die minder zelfredzaam zijn. Tegelijkertijd scoort de toegankelijkheid van deze buurtvoorzieningen relatief laag. Juist door het toegenomen gebruik door ‘anderen’ – mensen met een ‘gebruiksaanwijzing’ – ervaart men drempels.

Zwaar werk voor professionals

De relatieve verschraling of scheefgroei van buurtgerichte publieke voorzieningen in aandachtswijken wordt pas voelbaar door de grote druk op voorzieningen en door incidenten zoals in de bibliotheek Amsterdam Nieuw-West. Wie met de lokale professionals spreekt hoort terugkerende verhalen over overvraging. Professionals komen handen en voeten tekort. Dat steeds meer groepen mensen op wijkvoorzieningen zijn aangewezen, betekent in de praktijk ‘alle ballen op de sociale basis’.

Tegelijkertijd geven professionals niet snel op

Veel professionals ervaren onder deze schrale omstandigheden het ‘weven aan samenleven’ als zwaar werk. Tegelijkertijd geven ze niet snel op en proberen ze ondanks de beperkte middelen toch zoveel mogelijk te doen. Via subtiele regie proberen ze bijvoorbeeld groepen aan elkaar te laten wennen en ervoor te zorgen dat het buurthuis of de bibliotheek toch een huiskamer van de buurt kan zijn.

Gemeente Amsterdam aarzelt

Door de relatieve verschraling zijn er grenzen aan wat de sociale basis kan doen om al deze groepen op te vangen. De beleidswens in de sociale sector van Amsterdam is om het volume van maatschappelijke voorzieningen beter aan te laten sluiten op de opgaven van gebieden.3

‘We kunnen niet alle investeringsopgaven doen’

De gemeente zou vanwege de groei van de bevolking en de maatschappelijke opgaven graag nieuwe buurthuizen en bibliotheken bouwen en oude vervangen. Maar of dat gaat gebeuren, is de vraag, want ‘we kunnen niet alle investeringsopgaven doen’. In plaats van verder prioriteren voor wijken waar de nood hoog is, wordt vanwege financiële restricties het verlagen of relativeren van referentienormen overwogen als ‘lastige keuze’.4 Zo dreigt in aandachtswijken de scheefgroei tussen vraag en aanbod verder toe te nemen en zullen nieuwe incidenten in buurtvoorzieningen niet lang op zich laten wachten.

Lex Veldboer is lector Stedelijk Sociaal Werk aan de Hogeschool van Amsterdam. Mathieu Steijn is universitair docent Stedelijke Economie aan de Vrije Universiteit. Jesper Rözer is senior onderzoeker bij het lectoraat Stedelijk Sociaal Werk aan de Hogeschool van Amsterdam.

Theorie en Praktijk van de Sociale Basis

Op 28 mei organiseren het lectoraat Stedelijk Sociaal Werk, de opleiding Social Work van de Hogeschool van Amsterdam en Movisie een Social Event over Theorie en Praktijk van de Sociale Basis. Klik hier voor meer informatie.

 

Noten

  1. Referentienormen maken per 1000 woningen per type voorziening de ruimtebehoefte in vierkante meters inzichtelijk. Zie https://denhaag.notubiz.nl/document/13235901/1/RIS316628_Bijlage_3_Europees_en_G4_vergelijkend_onderzoek_referentienormen_versie_september_2023_20230911
  2. Zie bijvoorbeeld de Nota Investeringen 2022-2026 van de gemeente Amsterdam (2022).
  3. Gemeente Amsterdam. Beleidskader sociale basis 2025-2030, p. 26.
  4. Citaten ontleend aan Gemeente Amsterdam. Nota investeringen 2022-2026, p. 3-9.

Bronnen

Duin, R. J., Hielkema, D (2024, 10 april). Bespuugd en bedreigd: schrik zit er in bij OBA-medewerkers in Nieuw-West. Het Parool.

 

Foto: Franklin Heijnen (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 1080 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Interessant artikel en zeker een belangrijk en actueel thema.
    Als beleidsadviseur maatschappelijke voorzieningen bij de gemeente Amsterdam lees ik echter helaas ook wat zaken die niet helemaal kloppen. De vraag of er wel geïnvesteerd kan of moet worden in nieuwe voorzieningen klopt niet. Dat gebeurt vol op!
    En als er keuzes gemaakt moeten worden tussen investering dan wordt geprioriteerd op de gebieden die het meest kwetsbaar zijn.
    Mocht er interesse zijn in wat we doen en hoe we dat doen. Dan hoor ik het graag. Een leestip zijn de strategisch huisvestingplannen van de gemeente amsterdam

  2. Bedankt voor de reactie! Wij constateren ook dat er de laatste tijd meer ongelijk geïnvesteerd wordt. Maar uit onze recente interviews blijkt dat ook die investeringen vaak achterblijven bij de vraag omdat professionals aangeven onvoldoende middelen te hebben. Ook onze bereikbaarheidsanalyse (al beslaat die de periode 2008-2021) toont dat de afstand tot basisvoorzieningen is toegenomen (m.n. in armere buurten). Het punt dat we proberen te maken is dat ongelijk investeren als norm niet stevig is vastgelegd. Het zou goed zijn dit structureler te maken via referentienormen.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *