EFFECT De paradox van contextafhankelijkheid

In het werk van sociale professionals zijn er ontelbaar factoren die invloed kunnen hebben op het hulpverleningsproces en de effectiviteit van een interventie. Een realistic evaluation, een samenvatting van al de wetenschappelijke literatuur over een bepaald onderwerp, levert een overzicht van een complexe situatie. Onderzoekers van de Hogeschool Rotterdam - Paul van der Aa, Diana van Dijk, Sandra Lohman en Patricia Molegraaf - deden een realistic evaluation over de activering van kwetsbare jongeren. De bevindingen van het literatuuronderzoek vergeleken ze met drie Rotterdamse pilots voor activering van jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt: Heilige Boontjes, Nieuw Perspectief en TOPs4JOBs. Onderweg vonden de onderzoekers een aanvulling op de literatuur: er mist oog voor context.

Waarom is kwantitatief effectonderzoek schaars

Er zijn heel veel manieren om sociale interventies te evalueren. Om een echte harde uitspraak te doen over of een interventie effectief is, dient een kwantitatief effectonderzoek gedaan te worden. Dat betekent dat de interventie wordt uitgevoerd op een groep, en dat er een vergelijkbare groep geen interventie ondergaat: de controlegroep. De omstandigheden van beide groepen moeten zo veel mogelijk gelijk zijn om een goede vergelijking te kunnen maken en te kunnen stellen: door de interventie is effect X bereikt.

Voor sociale interventies worden bijna nooit zulke onderzoeken gedaan. Onder andere omdat het ethisch moeilijk te verantwoorden is dat een bepaalde hulpbehoevende groep níet zou helpen (de controlegroep). Een andere reden waarom er niet vaak effectonderzoek wordt gedaan is omdat de omstandigheden moeilijk of niet te beïnvloeden zijn. Elke situatie is anders, elke wijk is anders, elk mens is anders. Professionals gebruiken interventies als leidraad om hun hulpverlening op te baseren, maar vullen deze vervolgens in op de manier die volgens hen past bij de situatie van de mensen die de hulp ontvangen (zoals blijkt uit het boek Bezielende interventies, van Marcel van Engelen, Peter Rensen en Marcel Ham).

Gebruik van bestaande literatuur en ervaringen

Toch is er heel veel onderzoek dat kan bijdragen aan het vergroten van de effectiviteit van sociale interventies. Ten eerste zijn er theoretische onderzoeken die laten zien welke mechanismen kunnen bijdragen aan het verbeteren van iemands leven. Ten tweede zijn interventies vaak gemaakt met een goed onderbouwd idee van hoe en welk probleem de interventie aanpakt. Ten derde zijn er de ervaringen van de professionals en de cliënten die de interventie hebben meegemaakt. Deze drie elementen samen geven niet een hard wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van een interventie, maar wel een duidelijke aanwijzing of een interventie helpt.

Van der Aa en zijn collega's gebruikten deze drie elementen in hun onderzoek naar de activeringsinterventies. Uit de literatuur vonden zij welke interventiemechanismen theoretisch kunnen bijdragen aan een nieuwe kans dat jongeren school hervatten of werk aanvaarden. Ze bestudeerden drie interventies (Heilige Boontjes, Nieuw Perspectief en TOPs4JOBs) en spraken met de professionals en deelnemers van deze interventies. Zodoende konden ze destilleren welke interventiekenmerken de getheoretiseerde mechanismen in werking stellen.

In alle drie de interventies konden de deelnemers 'oefenen met werk'. Dit interventiekenmerk noemen de wetenschappers 'inzet van participatiemogelijkheden vergroten'. Hierdoor krijgen de deelnemers de kans om hun gedrag te veranderen, ontwikkelen zij vaardigheden, wordt hun zelfvertrouwen vergroot en worden ze gemotiveerd om weer te gaan werken of hun opleiding te hervatten.

Werkzame begeleidingskenmerken zijn onder andere het vieren van tussentijdse successen, intensieve en langdurige begeleiding, gestructureerde begeleiding. De interventie is ook effectiever als er ook na afloop van het programma contact blijft bestaan tussen de begeleider en de deelnemer.

Voor een succesvolle activering van de jongeren is de medewerking van werkgevers ook van invloed. Een aantal interventies werken samen met potentiële werkgevers. Dit vergroot het vertrouwen van werkgevers in de capaciteiten van de jongeren. Ook op die manier wordt de activering van de deelnemers bevorderd.

 

De invloed van omstandigheden

De algemene conclusie van het onderzoek is dat alle drie de interventies interventiekenmerken bevatten die de theoretisch werkzame mechanismen in werking stellen. In conclusie zijn er in alle drie onderzochte interventies eerste aanwijzingen gevonden dat het effectieven interventies zijn.

Maar opvallend aan het onderzoek is dat ze bijvangst hadden. De kracht van een realistic evaluation is dat het mogelijk is om niet alleen een uitspraak te doen over wat werkt, maar ook: binnen welke context en voor wie. Echter, in de bestaande literatuur over activering van kwetsbare jongeren miste de aandacht voor de contextfactoren, zo ontdekten de onderzoekers. En dat terwijl juist in sociale situaties vaak zoveel verschillende factoren tegelijkertijd spelen, dat het onmogelijk is om een interventie te maken in de categorie 'one size fits all'.

De kenmerken van de begeleiders kunnen een positieve invloed hebben op het slagen van de interventie. Bij een van de drie interventies, TOPSs4JOBs1, bleek een van de coaches vroeger een 'Haags Straatschoffie te zijn geweest'. Ook bij de Heilige Boontjes, waar ex-gedetineerden worden opgeleid tot barista of koffiebrander, bleek het feit dat een coach zelf ex-gedetineerd was, goed bij de jongeren aan te slaan. Hijzelf dacht dat dit geen invloed had op de manier waarop ze de jongeren begeleidden, maar zijn collega's en de deelnemende jongeren gaven aan dat dit een positieve invloed had op hun perceptie van de coach. 'Hij weet hoe het was om aan de andere kant te staan.'

Dit soort contextfactoren zijn niet te kwantificeren en te vertalen naar 'zo moet de interventie altijd uitgevoerd worden'. Juist de reden waarom sociale interventies moeilijk kwantitatief te onderzoeken zijn – de verschillende context per situatie – krijgt in de bestaande wetenschappelijke literatuur te weinig aandacht, terwijl het een grote invloed heeft op de effectiviteit van de interventie.

Sterre ten Houte de Lange is freelance journalist.

 

Noot:

1. TOPss4JOBs is een 16 weken durend programma waarbij de deelnemers toewerken naar een concreet eindproduct: het schilderen van een huis of het opknappen van een speeltuin. Twee dagen per week krijgen ze training, de andere drie worden ze begeleid, door de coaches, in hun project.

Foto: Roland Tanglao (Flickr Creative Commons)