Jong en bijstand nodig? Tijd voor onvoorwaardelijk leergeld 

Van een maandinkomen van tweehonderdvijfenvijftig euro kan niemand leven. Toch is dit de hoogte van een bijstandsuitkering voor jongvolwassenen. Hun ouders worden geacht nog financieel voor hen te zorgen. Maar wat als die ouders niet in beeld zijn of de middelen niet hebben? In dat geval kan ‘onvoorwaardelijk leergeld’ uitkomst bieden.

Een maandinkomen van tweehonderdvijfenvijftig euro. Laat dit bedrag even op je inwerken. Het is de bijstandsuitkering voor jongvolwassenen tussen achttien en eenentwintig jaar. De wet schrijft voor dat ouders financieel moeten zorgdragen voor hun jongvolwassen kinderen. Maar wat als die ouders niet in beeld zijn of de middelen niet hebben? Hoe kan iemand dan rondkomen? Niet dus.

De boodschap aan achttien- tot eenentwintigjarigen is dat ze volwassen zijn, maar niet als een volwassene betaald worden (want jeugdloon) en ook geen volwassen steun krijgen (want jongerennorm in de bijstand). Deze vorm van leeftijdsdiscriminatie is een politiek product van de jaren tachtig. In 1988 werd de meerderjarigheidsgrens verlaagd van eenentwintig naar achttien jaar, wat gepaard ging met een devaluatie van de economische zelfstandigheid van jongvolwassenen (zie ook elders op deze site). Het is geen verrassing dat sindsdien het aantal jongvolwassenen dat kampt met dak- en thuisloosheid, schuldenproblematiek en mentale gezondheidsklachten explosief is gestegen.

Een jaar lang ‘onvoorwaardelijk leergeld’

De initiatiefnemers van het Bouwdepot vinden het hoog tijd om deze systemische uitsluiting structureel aan te pakken. Bouwdepot is een aanpak waarin jongvolwassenen die kampen met dak- en thuisloosheid een jaar lang een maandelijks inkomen ontvangen van 1050 euro per maand (de reguliere bijstandsnorm). De notie van bestaanszekerheid wordt in het Bouwdepot vertaald naar ‘onvoorwaardelijk leergeld’ wat de jongeren in staat stelt om aan zichzelf en hun toekomst te werken. Daarbij is het ethische uitgangspunt dat het Bouwdepot kansengelijkheid moet stimuleren door jongeren te selecteren die een stabiel en adequaat inkomen het hardst nodig hebben.

In februari 2020 ging de eerste groep van start met vijf jongeren. Ieder van hen heeft een eigen verhaal, maar ze komen allen uit een onveilige thuissituatie. Hierdoor zijn ze op straat, in de crisisopvang of op iemands bank beland. Medio 2020 startte een tweede groep en een verdere opschaling van het Bouwdepot is in de maak. Als onderzoeker heb ik het Bouwdepot van dichtbij mogen volgen en een reflectie (2021) geschreven op basis van de verhalen van de deelnemers.

Eindelijk rust om aan zichzelf te werken

Wat opvalt in de interviews met de jongeren is dat zij allen aangeven dat zij het Bouwdepot als een ‘hele grote kans’ hebben ervaren. Gevraagd naar wat het Bouwdepot is in hun eigen woorden, benadrukken zij het eindelijk hebben van rust in combinatie met het werken aan hun toekomst. Of zoals een van hen zegt: ‘Je bent voor een jaar eigenlijk gewoon verzekerd, om het zo maar eens te zeggen, weet je. En dat was voor mij een hele erge opluchting, van nu kan ik eindelijk aan mezelf gaan werken, wat ik al die tijd niet heb kunnen doen, want ik heb al vanaf mijn zestiende, heb ik al in een overlevingsmodus moeten zitten.’

Het hebben van rust en stabiliteit wordt door meerdere jongeren benadrukt: ‘Mentaal was ik wat stabieler geworden, want financiële stress doet echt heel veel met je mentaal zeg maar […], het kan me echt wel slopen als ik niet genoeg geld heb.’ Oftewel, een stabiel inkomen is volgens de jongeren ‘een hendel om uit het diepe dal te komen’ en ‘een poort naar een betere versie van jezelf’. Al geeft een van de begeleiders ook aan dat het Bouwdepot vanwege covid-19 eerder een ‘reddingsboei’ was dan de ‘opstap naar je dromen’.

Blijven bouwen aan de toekomst

Na afloop van het Bouwdepotjaar is de situatie van de deelnemers nog steeds precair en leiden ze niet ineens netjes een burgerlijk leven. Jongeren zonder (t)huis dragen de littekens van een ontheemde en onveilige thuissituatie nog jarenlang met zich mee. Bovendien zitten de Bouwdepotjongeren – net als al hun levensgenoten – nog midden in het wordingsproces tot een meer autonome volwassene.

Wel hebben ze door de financiële rust voor het eerst in tijden hun verjaardag gevierd, een studie afgerond, schulden afgelost en een woning ingericht. Bovenal hebben ze meer vertrouwen in de toekomst gekregen. Het is volgens één van de jongeren een kwestie van ‘gewoon kleine stappen maken’ en voegt een ander toe: ‘Nu moet je er alleen maar voor zorgen dat je blijft bouwen.’

Vertrouwen biedt ongekende vrijheid

Naast het bieden van bestaanszekerheid richt het Bouwdepot zicht op een bredere systeemverandering waarin het werken vanuit vertrouwen centraal staat. Jongvolwassenen moeten ‘zelf aan het stuur staan’ en zelf de regie hebben over hoe zij hun leven willen leiden en hoe zij het Bouwdepot willen gebruiken. Het leergeld opent voor ontheemde jongeren een ongekende vrije ruimte om te oefenen met het maken van keuzes.

De jongeren geven aan dat ze deze vrijheid waarderen en hier ook van hebben geleerd. Het geeft hun een boost, vooral omdat zij vaak als een probleem worden gezien en niet worden vertrouwd door instituties. Ten slotte stelt het Bouwdepot dat een investering in jongvolwassenen zich terugverdient omdat bestaanszekerheid in de vorm van leergeld helpt om geïntensiveerde zorg, opvang en hulpverlening te voorkomen.

Op naar een rechtvaardiger bijstand

De doelstelling van het Bouwdepot is in lijn met recente pleidooien voor een rechtvaardiger bijstand en met fundamentele kritiek op huidige wetten en beleid zoals het toeslagenschandaal en de Participatiewet. De eerste inzichten van het Bouwdepot tonen hoopvolle kiemen om de financiële bestaanszekerheid van jongvolwassenen te herontwerpen vanuit de notie van ‘onvoorwaardelijk leergeld’.

Als het aan de betrokken jongeren ligt zouden alle leeftijdsgenoten die op de een of andere manier hulp nodig hebben een Bouwdepot moeten ontvangen, want: ‘De uitkering van als je achttien bent, daar kun je niet van leven.’

Frank van Steenbergen werkt als onderzoeker bij DRIFT aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

 

Foto: jongeren met een bouwdepot (Manon van Hoeckel)

Dit artikel is 2881 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Artikel 12 van de Participatiewet voorziet al in een hoger inkomen in de vorm van bijzondere bijstand voor jongvolwassenen die geen beroep kunnen doen op hun ouders. Raar dus dat er in het artikel gesteld wordt dat deze jongeren niet kunnen rondkomen.

  2. @Maurice, in principe bestaat die optie binnen de Participatiewet, maar het blijkt keer op keer dat gemeenten die uitzondering zelden maken in de praktijk (zie bijv. de Divosa handreiking hierover https://www.divosa.nl/nieuws/nieuwe-handreiking-biedt-gemeenten-maatwerkmogelijkheden-om-dakloze-jongeren-beter-te-helpen). En als die uitzondering al wordt gemaakt dan wordt het bedrag opgeplust met een beperkt bedrag en zeker niet tot een maandelijks inkomen dat in de buurt komt bij de reguliere bijstandsnorm (1050 euro per maand). Bovendien moeten jongeren ook maar weten dat ze hier recht op hebben en het vervolgens nog ergens zien te regelen…

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *